Intro:
Nous parcourons la vallée de la Vierre et près de Chiny nous constatons pour la première fois à quel point la Semois s’est enfouie dans le paysage.
Arrivés à Florenville c’est la fin de trois belles journées de promenade le long du sentier GR 16.
Info déplacement:
Le matin, ayant passé la nuit dans notre tente à Florenville, nous n’avions qu’a prendre TEC bus 22 vers Jamoigne (9.09h). Le déplacement ne prenait que 20 minutes et nous a délivré pile sur le trajet GR 16.
Le soir nous avons passé une dernière nuit au camping de Florenville pour rentrer le lendemain en train. La gare se situe à 20 minutes de marche du camping. Un train L nous a amené à Libramont. De Libramont partent des trains directs vers Bruxelles ou le Luxembourg. Durée du voyage: > 4 heures.
La randonnée:
Pas de traduction prévue de la suite de l’article. Le texte est disponible en Néerlandais et en Anglais.
In Jamoigne is er een kleine routewijziging (gedocumenteerd op de Waalse GR website). We lopen nu langs het prachtig gerestaureerde Château du Faing, sinds een paar jaar in gebruik genomen als gemeentelijk administratief centrum.
Iets verder lopen we alweer op het oorspronkelijke traject en volgen we de loop van de Semois. Links kijken we uit over de weidse alluviale vlakte die de Semois hier achterliet, rechts ligt de (nog bescheiden) helling die de rivier uitsneed.
In het dorpje Moyen steken we de waterloop over. Ook hier toont de hoofdstraat het typische beeld van een Gaume dorp (zie vorige wandeletappe).
(cliquez la photo pour ouvrir l’aperçu des images de la randonnée)
We stijgen langzaam van de rivier weg en passeren een enorme weide waar jeugdkampen hun tenten opgeslagen hebben. Er valt weinig beweging te bespeuren, het jonge volkje moet al uitgezwermd zijn over de streek, op zoek naar avontuur en spanning. Een donkerbruine tent en een hoop aarde ernaast roepen onwelriekende herinneringen op aan het woord HUDO…, wie kent de betekenis er nog van?
Bij een bosrand zien we nog meer tentenkampen.
We zijn aanbeland bij de Vierre, een zijriviertje van de Semois. We volgen de waterloop door het bos, soms van dichtbij, soms klimmend en dalend wat bochten afsnijdend. We zien de eerste bescheiden rotsformaties sinds we in Arlon aan het 200km lange GR 16 traject begonnen. De witrode tekens brengen ons tot bij de stuwdam op de Vierre. Erachter is een langgerekt meer ontstaan waarin 1,5 miljoen kubieke meter water opgeslagen is. Een 5,3km lange verbindingsroute loopt langs het meer naar Suxy waar aangesloten wordt op het GR 151 pad (de Ronde van Belgisch Luxembourg). Voor ons gaat het bovengronds terug naar de Semois. Wij volgen daarbij min of meer het traject van een ondergrondse 827m lange gang die het water van het meer naar de Semois leidt en daar een kleine hydroelektrische centrale voedt. Wat verder komen we uit bij de Pont Saint-Nicholas, vlakbij het stadje Chiny. Op deze plaats zien we de eerste kajaks liggen. Ondanks het prachtige weer wordt er niet gevaren, daarvoor staat het waterpeil in de rivier te laag. Bij de brug vinden we een buvette en een kunstmatig strandje. Al bij al is er weinig volk te zien, en dat op een schitterende vakantiedag.
We bochten rond een prachtige meander, volgen nog een tijd de rivier, en beginnen dan wat hoogte te nemen. De relatief vlakke landschappen van de vorige twee GR 16 etappes lijken plots ver achter ons te liggen. Op de Roche de l’Écureuil en bij de plaats genaamd Pinco kijken we uit over een dicht bebost en diep ingesneden Ardennenlandschap. Onderweg vervoegt ook het GR 129 pad onze route.
Na een lange bospassage lopen we af op het dorpje Lacuisine. Ondanks de naam passeren we maar één restaurant. Wellicht schrikt de naam restaurateurs eerder af dan dat het ze aanmoedigt om hier hun culinaire kunsten te komen etaleren.
Het volgende dorpje, Martué, biedt terug die typische Gaume aanblik. Het sobere kerkje valt onmiddellijk op omdat het als enige gebouw vlakbij de straat staat. Alle andere huizen worden door hun brede usoir van de straat gescheiden.
We steken hier een laatste keer de Semois over terwijl we in de verte Florenville al zien liggen. De weg erheen gaat over een saaie stijgende asfaltbaan. Na die laatste inspanning kunnen we ons moe maar tevreden neervleien op één van de vele terrasjes in het centrum en genieten van een welverdiende Orval die hier overal te verkrijgen is. De abdij van Orval ligt nog geen 9km verder. Onze topogids beschrijft een verbindingsroute, maar die is ondertussen opgenomen in het GR 129 traject dat hier in Florenville terug afsplitst van GR 16. Die abdij zal dus nog wat moeten wachten.
Onze driedaagse staptocht zit er op. De 75km tussen Arlon en Florenville hebben voor ons geen geheimen meer, en dat dankzij die handige TEC bus 22.
De camping in Florenville waar we 4 nachten verbleven valt redelijk goed mee. Het sanitair is er netjes en hygiënisch, er is zelfs handzeep in de toiletten, iets wat op een camping toch zeldzaam is (omdat alles er de neiging heeft om te verdwijnen). Het cafetaria is in orde en serveert een stevige pizza als het nodig is. De plaats beschikt ook over een ruim openluchtzwembad waar je als kampeerder gratis toegang hebt. De trekkerswei is mooi en rustig gelegen langs de Semois, alleen is het jammer dat de residentiële bewoners die plaats als hun hondenweide beschouwen, en van hondenstront opruimen heeft dat volkje duidelijk nog nooit gehoord. Werk aan de winkel voor de camping eigenaar… Ook merkten we naar het weekend toe dat jongeren in groep komen kamperen voor het weekend, netjes afgezet met de auto door pa en/of ma, of met de eigen wagen, beladen met bakken bier en drank, om lekker te party-en. Het lijkt een algemeen fenomeen te zijn waar ook de gratis kampeersites die met veel moeite in Vlaanderen en Wallonië ingericht worden, last van hebben. Gelukkig is er op de camping nog een reglement rond stilte vanaf een redelijk uur, en toezicht om het reglement ook effectief te doen respecteren. Als stappers met een trekkerstent kostte een overnachting 12 Euro voor ons tweeën samen (douche jetons inbegrepen).